74
Vooral de blik in de ogen van een van de agenten op het moment dat hij in de deuropening achteromkeek, blijft zich aan Irma opdringen. Het zou haar niets hebben uitgemaakt als ze irritatie had gezien, de man had ook woedend mogen kijken, of veroordelend. Alles was beter geweest dan juist deze blik, dit opzichtige medelijden. Deze vernietigende conclusie.
Edwin Majoor heeft haar afgeschilderd als een hysterische vrouw die op een zieke manier met mannen omgaat. Als een patiënt. Hij heeft zijn eigen straatje netjes schoongeveegd en de sympathie van de agenten verworven door zijn mea culpa-gedrag. De trilling in zijn stem toen hij beweerde dat te veel drukte op zijn werk in combinatie met een klagende echtgenote hem te veel was geworden, werd met instemmend geknik ontvangen. En toen hij de leugen over haar fantasie verkondigde, zag Irma zelfs bij een van de agenten het puntje van zijn tong tussen zijn lippen tevoorschijn komen. Waarschijnlijk had hij in de gaten dat zij naar hem keek, want hij herstelde zich onmiddellijk. Nu ze eraan terugdenkt, voelt ze pas de woede die dit bij haar veroorzaakte. Ze had er iets over moeten zeggen, ze had zijn gedrag aan de orde moeten stellen en het schunnige verhaal van Edwin moeten overtroeven. Maar ze was totaal verlamd en kon nauwelijks ademen.
De sleutel ligt nog steeds op de tafel. Ze pakt hem op en bekijkt hem. Er zit een kleine rode stip op de ronde bovenkant. Dit is de sleutel die ze aan Denise heeft gegeven. Ze wankelt en grijpt zich vast aan een stoel. Ze probeert te begrijpen hoe Edwin Majoor aan deze sleutel gekomen kan zijn, maar haar hersenen weigeren dienst. Het enige wat tot haar doordringt en haar blijft belagen is het gênante aspect van deze situatie. Die blik vol medelijden, de veelzeggende manier waarop de agenten het pand verlieten, samen met Edwin. Een van de agenten zei iets over lekker gaan slapen en morgen gezond weer op. Edwin keurde haar geen blik meer waardig toen hij naar buiten ging. De man op overspelpad had zijn zondige voornemens beleden en teruggedraaid. Het had niet veel gescheeld of de agenten hadden hem vriendschappelijk op de schouder geslagen.
Irma kijkt naar de sleutel en dwingt haar gedachten naar het moment dat ze hem aan Denise gaf. Dat deed ze omdat Denise erop aandrong en vlak nadat ze Irma had geadviseerd om geen aangifte te doen van stalking. Ze had een beter idee, waar ze Dylon bij konden betrekken. Het kwam erop neer dat ze de man die achter Irma aan zat publiekelijk te schande zouden maken. Ze moesten achter hem aan, zijn gangen nagaan, zijn sociale omgeving in kaart brengen en hem daarna ontmaskeren. Dat had volgens Denise veel meer effect dan de politie inlichten. Het leek op dat moment een aannemelijk voorstel. In ieder geval een beter idee dan de politie inschakelen, vooral een veiliger idee. Ze heeft zich laten meesleuren in de vanzelfsprekendheid die de woorden van Denise opriepen. Ze heeft toegestaan dat haar vriendin en Dylon zich over haar ontfermden. Ze heeft zich laten leiden door een vage verliefdheid, door emotionele herinneringen, door irreële verlangens.
Ze heeft niet goed opgelet.
De klok slaat vier keer. Irma telt de slagen en merkt dat ze het koud heeft. Ze loopt de trap op en opent de deur van haar slaapkamer. Als ze de deur open laat staan, kan ze horen wat er beneden gebeurt. Zou hij terugkomen? Ze kan het zich niet voorstellen. Maar waarom eigenlijk niet? Wat kwam hij doen? Wat was hij van plan?
De sleutel!
Ze moet Denise om uitleg vragen. Maar het is te vroeg om haar te bellen. De vragen en gedachten komen en gaan, ze hebben zich in Irma’s brein genesteld en laten zich niet verjagen. Het zou geen slecht idee zijn om nog een paar uur in bed te kruipen, warm te worden en nog wat te slapen.
De sleutel!
Ze grijpt de kleren die op de stoel liggen en kleedt zich aan. Er valt niets te slapen zolang de vraag over de sleutel in haar hoofd blijft rondspoken. Er klopt iets niet, er klopt zelfs veel niet. Wat maakt het uit dat het nog vroeg in de ochtend is? Er gebeuren dingen die opheldering verlangen en degene die de juiste informatie kan verschaffen wordt maar wakker. Ze is nijdig, merkt ze, als ze het nummer van Denise kiest. Deze nijdige reactie had ze tevoorschijn moeten laten komen toen die smerige leugenaar zijn belachelijke praatje hield. Toen had ze hem moeten tegenspreken, hem voor schut moeten zetten in plaats van andersom.
De telefoon gaat over. Twee keer, drie keer, vier keer. Er is iets wat op een stem lijkt. Een schorre, slaperige stem. ‘Hallo?’
‘Met Irma. Word eens wakker.’
‘Hoe laat is het in hemelsnaam?’ Denise gaapt luid hoorbaar. ‘Halfvijf! Waarom bel je mij om halfvijf in de ochtend?’
‘Ik heb bezoek gehad van Edwin Majoor. Hij drong mijn huis binnen en hij gebruikte daarvoor de sleutel die ik aan jou gegeven heb. Daarom bel ik je. Ik wil weten hoe hij aan die sleutel kwam.’ Ze is woedend, ze hoort het aan de toon waarop ze praat. Weergaloos woedend. Het lamme gevoel is weg, er is niets meer over van het dociele gedrag dat ze nog geen uur geleden vertoonde.
Ze lust iedereen rauw, de hele wereld, ook Denise.
Denise lijkt opeens klaarwakker te zijn. ‘Wacht even,’ zegt ze. ‘Ik pak mijn tas, de sleutel moet in mijn portemonnee zitten.’ Er is geritsel, een verschrikte kreet. ‘Verdomme, hij heeft hem uit mijn tas gepikt. Het is een ongeleid projectiel, ik had het kunnen weten.’
‘Waar heb jij het over?’ vraagt Irma.